Kerstwieg.

Deze eikenhouten Kerstwieg uit ca. 1520, staat in het Rijksmuseum in Amsterdam en is vermoedelijk gemaakt door Jan Borreman II uit Brussel. In de Kerstwieg is veel symboliek verwerkt. De pilasters staan voor het Oude en het Nieuwe Testament, het voetstuk voor het fundament van het geloof. De soms voorkomende belletjes aan de wieg, dienen om de boze geesten te verjagen. (Op sommige kerkklokken staat “Demones fugito” te lezen – “ik verjaag de duivels”)

De ivoren Kerstwieg, uit ca. 1600, staat in het Rheinisches Landesmuseum in Trier. Aan het hoofdeinde staan Maria en Jozef. Aan het voeteneinde de Drie Koningen. Op de pilasters Engelen. Naast Johannes de Doper en de Heilige Barbara zijn er nog een aantal niet te definiëren figuren uitgebeeld.

Kindje wiegen.

In zusterkloosters, maar ook in parochiekerken,  werd de Kerstwieg met een Jezuspopje mee naar de Kerstnachtmis genomen. Als de priester het wiegje op het altaar begon te wiegen en een religieus wiegelied zong, deden de parochianen dat ook met hun meegebrachte wiegjes. De kerk was dan gevuld met gezang en geklingel van de belletjes aan de Kerstwiegjes. Een tekst uit 1604 doet verslag van dit “Kindeke wiegen” in de Oude Kerk in Amsterdam, waarbij ook kinderen aanwezig waren.

Tegenwoordig wordt deze eeuwenoude traditie binnen de Rooms Katholieke kerk, het “Kindje wiegen” in veel parochies gevierd op 1e Kerstdag ’s middags. Het is vooral bedoeld voor de allerjongste kinderen, voor wie een gewone viering een te lange zit is. Zo kunnen zij op een ongedwongen manier kennismaken met het Kerstverhaal, dat voor hen wordt uitgebeeld door kinderen. Soms met een echte baby, met de gelukkige ouders in de rol van Maria en Jozef.